Slachtoffers van online belaging kunnen zelf iets doen
Er wordt momenteel in de media weer veel bericht over journalisten en politici die een constante stroom bedreigingen te verwerken krijgen via social media terwijl de dader onbestraft blijft. Zoals bijvoorbeeld zaterdag 17 februari jl. in een hoofdartikel van de Telegraaf . Hoofdredacteur Esther Wemmers verzucht daarin: ‘Toch voelt het heel krom dat justitie alleen nog maar in actie lijkt te komen bij concrete agressie of geweld tegen journalisten.’ Het is inderdaad een ernstig maatschappelijk probleem sinds de opkomst van social media dat door het capaciteitsgebrek in de strafrechtketen mensen ongehinderd door justitie en derhalve ongestraft, anderen kunnen bedreigen en/of belasteren. Vaak gebeurt dit anoniem. Echter, op basis van onze zeer ruime ervaring op dit gebied – ons kantoor is al lange tijd gespecialiseerd in het aanpakken van (online) belaging – constateren wij dat politie en justitie überhaupt alleen (soms) optreden als het slachtoffer van dit soort ernstige (online) belaging een bekend politicus, schrijver, artiest of een journalist is. Voor ‘gewone mensen’ komt de strafrechtketen helaas vrijwel nooit in beweging. Hiervoor ontbreekt kennelijk de mankracht en vaak ook de (basale) IT-expertise en zelfs de kennis van de eigen bevoegdheden. Het doen van aangifte is dan ook meestal volstrekt zinloos. Er is echter wel degelijk iets wat slachtoffers van belaging kunnen doen.
Gelukkig biedt de rechtsstaat de gewone burger namelijk één probaat middel: het civielrechtelijk kort geding. Via de voorzieningenrechter kan worden afgedwongen dat ‘dienstverleners in de informatiemaatschappij’ (dus ook aanbieders van een e-mailservice) de IP-adressen etc. afstaan van daders. Deze kunnen dan vervolgens voor diezelfde voorzieningenrechter worden gedaagd en op die wijze kunnen de daders wel degelijk effectief aangepakt en gestopt worden. Zo kan de voorzieningenrechter gebieden dat onrechtmatige content wordt verwijderd, dat een rectificatie geplaatst wordt en (een voorschot op de) schadevergoeding betaald wordt. Voorts kan de voorzieningenrechter uitspreken dat in het vervolg bepaalde uitingen niet meer gedaan mogen worden en geen contact meer mag worden opgenomen met het slachtoffer, inclusief zijn/haar familie, werkgever, collega’s etc. In sommige gevallen kan zelfs een gebiedsverbod worden opgelegd. Een en ander kan vervolgens worden afgedwongen middels dwangsommen.
Wij behandelen dit soort zaken dagelijks succesvol. De politiek en journalistiek lijken zich helaas niet bewust van deze route. Ik zou er dan ook voor pleiten dat er meer aandacht in de media komt voor de rol van het civiele recht bij de aanpak van dit soort ernstige online belaging. Het creëren van meer bewustzijn voor deze optie zou slachtoffers immers kunnen helpen bij de aanpak van hun belagers (bij ons melden zich cliënten die eerst jarenlang vruchteloos bezig zijn geweest met tientallen aangiftes) en beleidsmakers om regelgeving doelmatiger te maken. Neem bijvoorbeeld de recente strafbaarstelling van doxing (het publiceren van identificerende gegevens met als doel te intimideren). Het idee hierachter is goed, maar aangezien bij de invoering niet tevens de capaciteit van de strafrechtketen wordt uitgebreid, gaat dit in strafrechtelijke zin weinig zoden aan de dijk zetten.
Het voelt zeker krom dat de overheid volledig faalt in het beschermen van haar burgers tegen bedreigingen, maar wat meer bekendheid over wat slachtoffers zelf kunnen doen zou veel mensen helpen.